HET HERENKOSTUUM  +  1890 – 1910

De heren zijn sober gekleed, zij pronken met hun vrouwen. Zij dragen het zwarte kostuum, bestaande uit een slipjas, vest en klapbroek.

De slipjas, de klapbroek en  het vest  is van zwarte, lakense stof.

De slippen van de jas vallen ovaal naar achter. De slippen reiken tot in de knieholte. De slippen worden in de taille door een naad onderbroken. Op de naad ter weerzijden van het middenachterpand zit weer een stoffen knoop.

De slipjas sluit van voren met één stoffen knoop.

De slipjas heeft een revers en een borstzakje.

Het vest heeft ook een revers en valt een stukje over de broek. Het vest heeft één rij stoffen knopen.

Op het vest wordt meestal een zilveren of gouden horloge gedragen, waaraan een ketting van zilver, goud of haar.  Het haar is meestal van een dierbare overledene.

Als sieraad kan nog een chatelaine met stempels worden gedragen.

Op de stempels kan men de initialen van je naam laten graveren.

Ook het sleuteltje van de zakhorloge hangt eraan.

Er wordt een wit effen smokinghemd (met puntjes en geen sierranden) bijgedragen met een zwart vlinderdasje.

Op het hoofd wordt een zwarte pet (klak) van katoen of lakense stof gedragen.

Witte sokken en een lage, zwarte, gladde veterschoen met leren zool voltooien het kostuum van de heren.

Geen polshorloge en brillen met gekleurde glazen.

Liefst een oud (lijkend) montuur.

Bij slecht weer een zwarte, lange paraplu met zwart handvat. Dus geen inklapbare.