HET DAMESKOSTUUM  +  1890 – 1910

De leden van de dansgroep zijn gekleed in de dracht van rond de eeuwwisseling (1890-1910).

De hoofdtooi van de dames bestaat uit een zilveren of gouden oorijzer van circa 7 of 8 cm. breed met enkele of dubbele boeken, kapspelden en zijnaalden.

Een voorhoofdsnaald of ferronnière kan worden toegevoegd.  Aan de voorhoofdsnaald kan men zien of iemand getrouwd is: is de naald links ingestoken dan is het hartje bezet dus getrouwd en is de naald rechts ingestoken is het hartje nog vrij.

Over het oorijzer wordt een circa 9 cm. brede gesteven kanten kap gedragen.  Aan de achterkant daarvan zijn 15 tot 19 plooien verwerkt. Onder de kanten kap bevindt zich nog een zwart ondermutsje en een kanten ondermutsje.

Het dameskostuum bestaat uit een jak en rok van meerkleurige stof met opgedrukte of ingeweven patronen.

Het jak is strak aangesloten en heeft een ruime kopmouw. De wijde rok is gerimpeld en aan de zoom afgewerkt met bezemband; daarmee wordt de rokzoom o.a. tegen slijtage beschermd.

De schort is van een afwijkende contrasterende kleur.

Om de rok mooi te laten vallen worden er drie onderrokken onder gedragen; een gestreepte, een gebloemde en een witte. Onder de onderrokken nog de pijpjesbroek met broderiekant.

Witte katoenen kousen met ajourmotief en zwarte veterschoenen met blokhak maken het plaatje af.

Om de hals draagt men een bloedkoralen, een granaten of een cornalijnen ketting met gouden of zilveren sloten waarmee diamanten zijn verwerkt.

De kralen tas met zilveren beugel is met een zilveren haak aan de rokband bevestigd. In deze gebreide tassen zijn tussen de 28.000 en 30.000 kralen verwerkt. Door de dames van de dansgroep worden deze tassen nog gedragen zoals bij vele dansgroepen in Nederland. Historisch gezien behoren ze tot een andere tijdsperiode.

Bij koud weer wordt een zwarte omslagdoek of pelerine gedragen.

Ook voor de dames geldt bij slecht weer een zwarte, lange paraplu met zwart handvat. Dus geen inklapbare.